De huidige aandacht voor duurzame energie en efficiënt energiegebruik
heeft een lange traditie:
wind
werd omgezet in energie door
windmolens,
waterkracht door
watermolens
en getijdemolens,
bij het koken spaarde de hooikist brandstof,
de
bedstede
was naast de
stookplaats,
de
luiken
werden gesloten als het koud werd,
de warmte van de zon werd gebruikt in
kassen.
Het goed onderhouden van een eeuwenoud huis is duurzamer dan het vervangen door nieuwbouw:
het kost bijvoorbeeld heel wat minder energie en grondstoffen.
Toch ontstaat rond duurzaamheid steeds vaker tumult. Dat komt niet in de
laatste plaats door onjuiste tegenstellingen. Wanneer het lijkt te gaan om de vraag wel of geen
molens, gaat het meestal om de schaal van de voorgestelde
windturbines.
Ook al is een meer dan honderd meter hoge installatie rendabeler, de discussie versimpelen tot
'alles of niets' past niet in de poldertraditie. Ook bij
zonnepanelen
is heel veel mogelijk, wanneer de maat aangepast wordt aan het gebouw en de omgeving.
Het is merkwaardig dat er nog steeds
nieuwbouw
ontworpen wordt zonder
harmonisch in het beeld
geïntegreerde panelen.
In zuidelijke landen is veel meer
zonneschijn beschikbaar:
zonneboilers
'sieren' vaak de daken.
Stuwmeren leveren in bergachtige streken een niet onomstreden vorm van alternatieve energie.
Op zeer beperkte schaal is het idee terug te vinden bij sommige stuwen in de
Nederlandse grote rivieren. Een variant kan ontwikkeld worden naar het voorbeeld
van de middeleeuwse
getijdemolens
van onder meer Veere, Middelburg, Vlissingen, Zierikzee en
Bergen op Zoom.
Tekst: Jean Penders (10-2009). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders